Dorst (23 april 2010)

Het weer is standvastig. Het is droog, om niet te spreken van zeer droog. De zon en de warmte hebben samen met de droge noordenwind veel water uit de grond doen verdampen. Natte plekken en plaatsen waar regenwater aan de oppervlakte blijft hangen, zie ik in ras tempo opdrogen. Toch vond ik nog een boomholte waarin water stond en heb daar mijn schuilhut bij geplaatst. Een aanvliegtak maakte het voor de vogels mogelijk om rustig het water in de boomoksel te bereiken. Het is een komen en gaan van vogels. Van gewone bosvogels tot fotogenieke vogels, zoals de appelvink. Vorige winter heb ik deze mooie vogel regelmatig op de voederplank aangetroffen. Nu lieten ze zich regelmatig zien in de boomoksel om te drinken. Zelfs het mannetje en het vrouwtje kon ik tegelijkertijd vastleggen. Ben je een keer over je eerste verbazing heen, dan vergaap je je iedere keer opnieuw weer aan de enorme snavel. Wat een kanjer. Dit gereedschap is in staat om menig pitje te kraken. Zij kan met haar imposante snavel moeiteloos een kersenpit kraken. De drukkracht welke zij kan uit oefenen komt volgens onderzoek neer op circa vijftig kilogram. Indrukwekkend. Deze snavel heeft een clowneske indruk maar wel één die tegelijkertijd ook respect afdwingt. Een appelvink is minder makkelijk te zien. In de winter wil deze soort wel op de voederplank verschijnen, maar in de rest van het jaar vind je deze soort hoog in de bomen. Voor het drinken komen ze uit de boomtoppen. Dat was te merken. Zo zie je dat zo’n waterplek (met water) van levensbelang is. Mk III, 500 mm met 1.4 ext, f6.3, iso 800, 1/100sec{gallery}Dorst{/gallery}

Post a comment