Het bos is een toevluchtoord in deze bijzondere tijden. Vooral in de vroege uren waar de stilte overheerst. Het is nog schemerig als ik in het beukenbos loop. Het dunne, lichtgroene bladerdek heeft plaatsgemaakt voor het donkergroene lover. Het is de zang van de merel die ik hoor. Even later, laat de winterkoning zijn krachtige zang horen. Dat zo’n kleine vogel zo’n volume kan voortbrengen. Het eerste blauwgrijze licht valt binnen. Beuken hebben de naam een vrouwelijke boom te zijn. Beuken zijn elegant. Fluweelzacht blad, gladde stam. Eiken zijn krachtig, robuust, met een ruwe schors, hoekige tak vorming associëren zich meer mannelijk. Het is een bijzonderheid hier de ochtend in alle stilte door te brengen. Ondanks de beperkte vrijheid geeft zo’n plek, een zee aan ruimte tussen al die boomreuzen. Je kijkt door het bladerdak naar een staalblauwe lucht zonder condens strepen, zonder vliegtuiggebrom. Een kakofonie van bosvogels, het gebedel van jonge vogels, het geruis van de wind klinkt tussen de boomreuzen.

Post a comment